1A D1 header.png 1Banner_opening 2019 2020.jpg banner-kromhouters-knhb.png header1.jpg header14.JPG header15.JPG header2.jpg header3.jpg header4.jpg header6.jpg
75-jarig jubileum Apr
7

THCC De Kromhouters door de ogen van ….

Nieuws afbeelding In de vorige twee edities van deze rubriek kwamen leden aan het woord die nog volop in hun hockey-loopbaan verkeren. In deze versie maken jullie kennis met twee hockeyers van de oudere en de nog oudere garde: Eric Wonink (71 jaar) en Joop Jaspers (87 jaar).

Het actieve hockeyleven ligt al geruime tijd achter hun. Maar zij zijn nog steeds op een of andere wijze betrokken bij de club.

Zij vertellen wat over zichzelf, wat ze bezig houdt bij de Kromhouters en beantwoorden twee vaste vragen, die de komende maanden ook nog door een aantal andere Kromhouters beantwoord wordt.

Tekst gaat verder onder de afbeelding

Vraag 1
Er wordt vaak gesproken over hét Kromhouters-gevoel. Hoe zouden jullie dit uitleggen aan een buitenstaander?

Joop:
Ik ben begonnen met hockeyen in 1946 bij HIC, toen ik naar de HBS van het St.Ignatius-college in Amsterdam ging. Van 1955 tot 1965 heb ik bij Amersfoort gespeeld. Ik werkte toen bij de Luchtmacht als Verkeersleidings officier op Soesterberg. Eind vijftiger jaren kreeg ik verkering met Nelleke Vallinga, nicht van één van de oprichters van De Kromhouters: Hein Vallinga. Toen maakte ik dus al kennis met de Tielse club. In 1964 ben ik gaan werken bij de glasfabriek De Maas in Tiel en hebben wij ons met ons gezin in Tiel gevestigd. 1 september 1965 ben ik lid geworden van De Kromhouters. Met het stijgen der jaren evolueerde het hockeyen van Heren 1 naar Heren 2 om via de gewone Veteranen zeven jaar geleden te eindigen met Veteranen L.

Vanaf het begin ben ik in bestuurs- en commissie-verband betrokken geweest bij de organisatie van de club. Naast het hockeyen versterkte dat ook het clubgevoel. De maandagavond versterkte de samenhang sterk doordat alle commissievergaderingen dan in het clubhuis werden gehouden, wat niet alleen nuttig maar ook erg gezellig was. Uiteindelijk hielp dan iedereen met het produceren van het clubblad "UIT De Hoenderik”.

 Er is een periode geweest dat je in Tiel als Kromhouter herkenbaar was door het dragen van een blauw-witte shawl (zelf gebreid). Dat gaf toch iets speciaals. Ook de veel gehoorde yell "NIET TE HOUEN DIE BLAUEN” droeg daar aan bij.

Natuurlijk speelt het hockeyen en het trainen de belangrijkste rol in het clubleven. Het met elkaar optrekken buiten het veld vormt ook een belangrijk aspect voor De Kromhouter. Zo hebben Kromhouter-teams altijd erg veel werk gemaakt van de "derde helft”. Van alleen spelen en wegwezen is bijna nooit sprake. De Kromhouters hebben in dit opzicht een grote faam opgebouwd.

Het blauw-witte clubgevoel, het erbij horen, blijft bij mij, ondanks het stijgen der jaren, bestaan. Zo kan ik genieten als ik op zaterdag het jongste grut in vol clubtenue zie lopen. Op naar een toekomst met sport en gezelligheid.

Eric:
Ik kwam voor het eerst in aanraking met hockey op de HBS, terwijl ik op dat moment voetbalde bij Theole. Omdat enkele van  mijn klasgenoten op hockey zaten, ben ik in 1 september 1969 lid geworden. In het seizoen 1968 - 1969 was er een ledenstop vandaar.

Begonnen in Heren 3 (meer teams waren er op dat moment niet), via Heren 2 en 15 jaar Heren 1, naar Heren 4 om in 1994 af te sluiten in Veteranen A.

Tijdens de voornoemde periode had ik zitting in diverse commissies. Net als Joop vergaderde ik elke maandagavond in het clubhuis om daarna te helpen met het 'assembleren' van ons clubblad. Vanaf begin jaren '70 schreef ik wekelijks een column onder het pseudoniem Tableau, waarin ik het wel en wee van (gebeurtenissen binnen) onze club beschreef. Het was voor mij en vele leden ontzettend wennen, dat de papieren Hoenderik verdween en digitaal werd.

Omdat ik eind jaren '80 naar Vught was verhuisd en voor werk veel moest reizen, ben ik in 1994 gestopt met actief hockey. Eind 1999 verhuisden we naar Tiel en werd onze zoon Ruben lid en vanaf dat moment was ik als vrijwilliger weer actief voor de club.

Voor mij is het Kromhouters-gevoel het gezamenlijk iets voor de club doen; of het nou het graven van een fundering is, het helpen schilderen van het clubhuis, het zitting hebben in commissies, het organiseren van grote feesten, het 'slopen' van het oude kunstgrasveld of vrijwillig coachen en soms trainen van jeugdteams, dat alles maakt je een echte Kromhouter.
De Kromhouters, een geuzennaam, een wereldclub!!

Uit de Hoenderik:
Een belangrijke rol bij het creëren van het Kromhouters-gevoel  speelde ons clubblad 'Uit de Hoenderik'. Naast de zakelijke berichten en wedstrijdverslagen werden ook bijdragen van leden geplaatst, waarin het wel en wee van de club werd becommentarieerd. Deze columns vormden het zout in de pap van het blad. 'Twee kwalijke apen', Coen Kurz, Tableau, JMDP, Bott en Ype Zandstra zijn namen, die voor altijd verbonden blijven met de historie van het blad. Wekelijks werd er reikhalzend naar de nieuwe Hoenderik uitgekeken; de inhoud vormde een bindend element en gaf reden tot veel gesprekstof. Zowel binnen de club áls daarbuiten.

De laatste jaren zijn wij beiden nog steeds zeer bij de club betrokken; helaas ook op een soms droeve wijze door het schrijven van IM's met de persoonlijke hockeygeschiedenis van overleden markante clubleden.

Onze verbintenis met de Kromhouters illustreert, dat je bijna een heel leven lang met veel voldoening bij een club betrokken kunt zijn en verbonden voelt. Eens een Kromhouter altijd een Kromhouter!

Vraag 2
Met elkaar creëren wij dat Kromhouters-gevoel. Op het veld, als vrijwilliger langs het veld, in het clubhuis, achter de schermen, etc. Wie springt er in jullie ogen in dit geval uit?
Welke Kromhouter verdient hier een compliment, én waarom?


Harm en Bea van Beusichem. Zij behoren zeker tot de leden die sinds mensenheugenis niet alleen lid zijn geweest als hockeyer, maar ook behoren tot de oer-hockeyers die op allerlei terreinen en functies binnen de club hun bijdrage hebben geleverd. Zij verdienen daarvoor niet alleen complimenten, maar ook de gelegenheid zelf hun verhaal te kunnen houden in het kader van deze jubileumverhalen.

Joop Jaspers en Eric Wonink (Tableau)